WIE: Marguerite Polderman
WAT: Faluche en foto (+/- 1920)
WAAR: Aangekocht via 2dehands.be
WANNEER: Aangekocht in de periode 2011-2013
OP DE KOFFIE
Ergens tussen 2011 en 2013 stuitte ik op 2dehands.be op een advertentie waarin een oude, zwarte faluche – een afhangend, studentikoos hoofddeksel zonder klep – te koop werd aangeboden. Mijn interesse was meteen gewekt. Ik kende, uit de literatuur over de geschiedenis van studentikoze hoofddeksels in België, eigenlijk alleen maar bruin-rode modellen. De zwarte faluche was mij onbekend.
Op een vrijdag reed ik, na de job, richting Antwerpen om de aanwinst voor mijn studentica-collectie op te pikken. De verkoper-op-leeftijd en zijn echtgenote nodigden mij binnen voor een kop koffie. Normaal zou ik daar vriendelijk voor bedankt hebben – ik had en heb niets met praatjes met onbekenden bij mijn koffie – maar in dit geval overwon ik mijn aversie voor dit soort gedoe en ging ik op het aanbod in. Ik wilde namelijk meer te weten komen over de provenance van dit ding.
Erg veel wist het echtpaar mij niet te vertellen, maar genoeg om verder te kunnen speuren naar de herkomst van deze faluche.
Dat ze toebehoord had aan Marguerite Polderman – een groottante, of iets van die strekking, van het stel aan wiens witte, formica keukentafeltje ik koffie dronk in een witte, kleine keuken.
Dat ze de eerste studente aan de univ van Gent geweest zou zijn.
“En ze studeerde botanique”, wist de man zich ook te herinneren.
Het echtpaar was op zijn beurt erg nieuwsgierig naar het waarom van mijn interesse voor dit oude hoofddeksel. Mijn enthousiasme over het verzamelen van studentica moet aanstekelijk gewerkt hebben, want bij een tweede kop koffie kwam ook een foto van Marguerite (mét de faluche op haar hoofd) en zelfs een kopie uit het register van Campo Santo – het ‘Père Lachaise’ van Gent – van de familiegrafkelder (waar zij begraven ligt) op tafel.
De foto – hoewel initieel niet te koop – kocht ik ook. Het grafkelderuitreksel kreeg ik ook mee – wellicht nam ik me daar en toen voor om ooit haar graf te bezoeken. Misschien moet ik dat, na het afronden van deze blogpost, eindelijk maar es een keer doen.
MEISJES-STUDENTEN
In de “Gentsche Studentenalmanak”, uitgegeven door het Taalminnend Studentengenootschap ’t Zal Wel Gaan, van het academiejaar 1913-1914 is volgende studentenliedtekst – te zingen op de op melodie van het Afrikaanse volksliedje “Mama, ‘k wil een man hé” – met als titel “Meisjes-student” afgedrukt:
Papa, ‘k wil studeeren gaan!
Studeeren gaan, m’n lieve kind?
Wil-je dan niet blijven thuis?
Nee, papa, nee.
Blijven thuis, dat wil ik niet,
Want thuis daar studeer ik niet.
En dat is m’n plezier
Op de hoogeschool alhier.
Papa, ‘k wil studeeren gaan!
Wat studeeren, m’n lieve kind?
Wil-je worden advocaat?
Nee, papa, nee.
Advocaat dat word ik niet,
Want wetten dat verdraag ik niet.
En dat is m’n plezier
Op de hoogeschool alhier.
Papa, ‘k wil studeeren gaan!
Wat studeeren, m’n lieve kind?
Wil-je worden dan doctoor?
Nee, papa, nee.
’n Doctoor, dat word ik niet,
Want menschenbloed, dat mag ik niet.
En dat is m’n plezier
Op de hoogeschool alhier.
Papa, ‘k wil studeeren gaan!
Wat studeeren, m’n lieve kind?
Wil-je worden soms professoor?
Nee, papa, nee.
’n Professoor, dat word ik niet,
Van lessen geven houd ik niet.
En dat is m’n plezier
Op de hoogeschool alhier.
Papa, ‘k wil studeeren gaan!
Wat studeeren, m’n lieve kind?
Wil-je blijven soms student?
Ja, papa, ja.
’n Student, dat wil ik zijn!
Lijk ’n man wil ik vrij zijn!
En dat is m’n plezier!
Op de hoogeschool alhier.
Pas 31 jaar voor het ontstaan van dit studentenlied had de eerste vrouwelijke student zich aan de Gentse universiteit ingeschreven.
Dat was niét Marguerite Polderman, maar Sidonie Verhelst (1859-1906). Sidonie werkte als onderwijzeres aan een van de Gentse stadsscholen voor ze zich op 6 december 1882, op 23-jarige leeftijd, liet inschrijven als studente natuurwetenschappen. Ze was toen de enige vrouw op een totale populatie van 883 studenten en kreeg tijdens de colleges een speciale plek in de auditoria toegewezen: op de uiterste hoek van de eerste rij.
In 1913 waren er al meer vrouwelijke studenten aan de universiteit, maar het bleef een uitzonderlijk gegeven: op een totale populatie van 1.315 studenten zijn er in totaal slechts 28 vrouwen (2.1%); 4 onder hen volgen de “vrije leergangen”, de rest – 18 Belgisch en 6 buitenlandse studentes – volgen de “regelmatige leergangen”.
MARGUERITE POLDERMAN
Uit A.M. Simon-Van der Meersch’ “De eerste generatie meisjesstudenten aan de RUG. 1882-1930” – uitgave nr. 13, uit 1987, uit de reeks “Uit het verleden van de RUG” – weten we het volgende over Marguerite:
- Ze werd geboren op 3 juli 1895.
- Ze overleed te Gent op 15 september 1974.
- Na haar universitaire studies bleef ze “zonder beroep”.
- Haar vader was Henri Polderman, onderwijzer.
- Haar moeder was Palmyre Van Loo, zonder beroep.
- Zij huwde op 1 september 1923 met Georges Ballion; arts.
ZE STUDEERDE BOTANIQUE
Uit diezelfde bron, en meer bepaald uit hoofdstuk X (“Biografische gegevens over de meisjesstudenten”) weten we ook dat zij haar studies begon tijdens het academiejaar 1919-1920 – het jaar waarin de, uit Frankrijk afkomstige, faluche in het Vlaamse studentenleven wordt geïntroduceerd – en dat zij in dat academiejaar in haar “1ste kand. nat. wet.” zat. Voor het academiejaar 1920-1921 staat zij vermeld als studente in de “2de kand. nat. wet.” Natuurwetenschappen, dus. Geen “botanique” of plantkunde. Die specifieke studierichting wordt pas voor de academiejaren 1921-1922 en 1922-1923 genoemd, wanneer zij haar “1ste. doct. plantk.” en “2de doct. plantk.” doorloopt. Haar (eerste) vier jaren aan de universiteit slaagt zij respectievelijk met twee maal “grote onderscheiding” en tweemaal “de grootste onderscheiding”.
In “Tabel 8 – Ontwikkeling van het aantal regelmatig ingeschreven eerstejaars-meisjesstudenten van Belgische nationaliteit per faculteit (1918/19-1929/30)” (cfr. afbeelding hieronder) in Simon-Van der Meersch’ boek wordt geen eerstejaarsstudente in de natuurwetenschappen vermeld voor het academiejaar 1919-1920, maar wél één eerstejaarsstudente plantkunde; de tabel gaat – in tegenstelling tot een eerdere tabel voor een eerdere periode in het boek – uit van de uiteindelijke afstudeerrichting van de studentes en niet van de oorspronkelijk begonnen studierichting.
Het Antwerpse echtpaar had dus slechts/toch een beetje gelijk.
Hun groottante was niet de eerste vrouwelijke student aan de universiteit van Gent, maar wél de eerste vrouwelijke student die afstudeerde in de richting plantkunde.
De dissertatie waarmee Marguerite afstudeerde droeg de titel “Les mycorhizes endotrophes” en kan ook vandaag nog in de universiteitsbibliotheek geraadpleegd worden.
SCHEIKUNDE
Volgens hoofdstuk X in “De eerste generatie meisjesstudenten aan de RUG” was Marguerite Polderman ook tijdens het academiejaar 1923-1924 nog aan de universiteit ingeschreven als doctoraatsstudente in de scheikunde. Of ze dat jaar ook examens aflegde is onwaarschijnlijk. Waar er voor de vorige studiejaren GO (grote onderscheiding) of DGO (de grootste onderscheiding) aangegeven stond, prijkt nu een vraagteken.
Zou haar huwelijk of misschien een zwangerschap daar wat mee te maken hebben?
ZONDER BEROEP
De vrouwen die tussen 1882 en 1930 aan de universiteit afstudeerden waren meestal “van goede huize” en/of “goed getrouwd”. Hoewel er dus meestal geen economische noodzaak was om uit werken te gaan, deed 90% van de 160 dames die in die periode afstudeerde dat wel.
Marguerite Polderman bleef “zonder beroep” hoewel haar plantkundige kennis haar man als arts zeker van pas gekomen moet zijn.
DE FOTO & DE FALUCHE
Op de foto waarop Marguerite Polderman de faluche op het hoofd heeft, zijn er op de voorzijde van het hoofddeksel 3 (brons- of goudkleurige) sterren aangebracht.
Het is een oud studentikoos gebruik – dat ook vandaag nog toegepast wordt bij die enkele clubs die nog studentenpetten dragen – om een ster per afgerond academiejaar op de pet te dragen. Aangezien Marguerite 3 sterren op de faluche draagt, mag geconcludeerd worden dat ze al drie academiejaren aan de universiteit achter de rug heeft en dat deze foto genomen werd tijdens het academiejaar 1922-1923 toen ze aan haar tweede doctoraatsjaar plantkunde bezig was.
Op de faluche, zoals die zich vandaag in de collectie van de Bibliotheca Studentica & Erotica bevindt, zitten 4 sterren. Het ontbreken van een vijfde ster versterkt de hypothese dat ze haar vijfde academiejaar – als doctoraatsstudente in de scheikunde – niet afrondde.
Behalve de sterren zijn ook volgend zaken op de voorzijde van de faluche aangebracht:
- Een Minerva-hoofd; symbool voor menselijke geest & wijsheid, in die tijd wellicht ook het symbool waarmee studenten van de wetenschapsfaculteit zich onderscheidden van andere studenten/faculteiten.
- Een laurierkrans; in het Nederlandse studentenleven was/is dit het symbool voor afgestudeerde doctorandi, aangezien Marguerite dit symbool pas aanbracht na haar vierde academiejaar en aangezien er in die periode ook geëxperimenteerde werd met Nederlandse studentikoze gewoontes en vormen in Vlaanderen is het niet onwaarschijnlijk dat de krans hier dezelfde betekenis draagt.
- Een stukje zwart-wit lint; vermoedelijk om aan te geven dat zij afkomstig was van Gent – de stadskleuren van Gent zijn zwart en wit, ook vandaag draagt de club van Gentse studenten in Gent nog deze kleuren. Of zou er een link zijn met haar afstuderen? Het lintje werd pas tijdens of na haar vierde jaar aan de universiteit op de faluche aangebracht – op de foto ontbreekt het – en het hoofd en de krans zijn boven op het lintje aangebracht.
De blauwe kleur van de bies van de faluche kan verwijzen naar de Gentse universiteit zelf – de ‘corporate colors’ zijn tegenwoordig blauw en wit; geen idee hoe dat in 1919 zat – en/of naar de kleur van de wetenschappenfaculteit (blauw).
ZWART?
Toen in 1919 de universiteiten, na het einde van de eerste wereldoorlog, weer geopend werden, was de Duitse studentenpet – die in 1907 haar intrede deed in het Vlaamse studentenleven – niet meer aanvaardbaar voor de studenten en door sommige academische overheden zelfs verboden. De Vlaamse studenten droegen voortaan, naar het voorbeeld van de Franse studenten, een faluche (ook wel ‘een flat’ genoemd).
Zoals ik bij het begin van deze blogpost al meldde: in de literatuur over de Vlaamse, studentikoze geschiedenis is de faluche geen onbekende, maar in de meeste bronnen wordt enkel gesproken over een bruinrode of bordeauxrode uitvoering. Toch vind je, heel af en toe, ook informatie over een zwarte versie terug
In “Herinneringen van meer dan vijftig jaar geleden” (in: De Brug, jg. IV, nr. 4-5, blz. 238-249) herinnert de Gentse professor Robert Foncke – student in Gent tussen 1907 en 1910 zich het volgende: “Graag tooiden zich de meesten van ons met de Gentse studentenpet, toen bestaande uit een donkergroene muts met kleine klep boven de ogen. Overeenkomstig de bezochte faculteit was er een verschillend symbolisch teken op aangebracht en daaronder een verguld koperen sterretje ter aanduiding van ieder geslaagd examen. Alleen in zeer uitzonderlijke gelegenheden kwam men iemand tegen met een flat van zwart fluweel, die het lidmaatschap van de Algemene Studentenmaatschappij verklapte.”
Welke “Algemene Studentenmaatschappij” bedoelde hij.
Het meest voor de hand liggend, is de “Société Générale” (voluit: Société Générale des Etudiants Catholique de Gand; ook wel: de Gé Catholique).
Ik dacht lang dat het die vereniging niét kon zijn; want zij droegen en dragen weliswaar een zwart, studentikoos hoofddeksel, maar dan het model ‘calotte’ in plaats van ‘faluche’. Het “Wapenboek der Studentenclubs” spreekt dan weer over een zwart-witte muts – aangezien de term ‘muts’ eigenlijk niet gebruikt wordt om een ‘calotte’ te beschrijven, zou het dus kunnen dat zij op een bepaald moment een andere type hoofddeksel droegen.
Er bevindt zich in het archief van de universiteit van Gent ook een zwartwitfoto waarop 6 studenten met 6 verschillende studentikoze hoofddeksels op het hoofd afgebeeld zijn. De tweede en derde persoon van links op die foto dragen beiden een faluche. In het onderschrift bij de foto – op de website van het archief – staat volgende verduidelijking: “De pet verraadt de student. Vlnr: astrakan of ‘calotte’ (Franstalig en katholiek), zwarte muts (’t Zal wel gaan), rode muts (Vlaams en katholiek),…)”.
Was Marguerite Polderman lid van de Gé Catholique of van het vrijzinnige Taalminnend Studentengenootschap ’t Zal Wel Gaan? Of van nog een andere vereniging? Ik ben vast van plan ook die vraag ooit te beantwoorden.